top of page

Beton- en cementindustrie pleiten voor biobased

Met de huidige bouwwijze rammen we als sector ons 1,5 graad CO2-budget er in 5 jaar doorheen.

25 juli 2022

Beton- en cementindustrie pleiten voor biobased

Het is 1 minuut voor 12. In dit tempo en met de huidige bouwwijze rammen we als sector ons 1,5 graad CO2-budget er in de komende 5 jaar doorheen. We zullen grootschalig moeten inzetten op het gebruik van biobased bouwmaterialen, zegt nu ook de beton- en cementindustrie.

Begin juni publiceerde een consortium van branchepartijen van fossiele bouwmaterialen (keramiek, cement en beton) het rapport “Carbon Accounting 4 Building Materials”. In feite is dit een onderzoek geweest naar de potentie van biobased bouwmaterialen in relatie tot klimaatverandering.

Goed dat de auteurs klimaatverandering serieus zeggen te nemen en hier onderzoek naar verrichten. Nog beter zou zijn als ze dit zouden doen in samenwerking met de biobased industrie, want het consortium, bestaande uit zes CO2-intensieve branchepartijen, heeft uiteraard de schijn tegen.

Er zijn namelijk ook diverse onderdelen in het rapport die niet kloppen en de lezers op het verkeerde been zetten. Het vervelende hiervan is dat het, vergelijkbaar met het onderwerp klimaatverandering, actie vertraagt. Twijfel zaaien is een bekende meestribbelstrategie en gezien de grote urgentie om CO2 te reduceren kunnen we ons dit niet veroorloven.


Laten we ons belang ook direct op voorhand delen. Het belang van Gideons is het voorkomen van excessieve klimaatverandering. Wij dienen geen ander belang dan het maatschappelijk belang om versneld onze CO2-uitstoot te reduceren om binnen het beschikbare 1,5 graden klimaatbudget te blijven. In dit artikel gaan we dieper in op conclusies en aannames die zijn gedaan in het rapport ‘Carbon Accounting 4 Building Materials’.


De volgende conclusies in het rapport kunnen wij onderschrijven:

  • Bosbouw en biogebaseerde productie zijn belangrijke instrumenten voor klimaatmitigatie, aangezien atmosferische koolstof in hout wordt opgenomen.

  • Wanneer hout wordt gebruikt voor houtproducten met een lange levensduur, wordt koolstof effectief uit de atmosfeer verwijderd, waardoor indirect de stijging van de mondiale temperatuur wordt gedempt. Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat dit enkel geldt wanneer het totale bossysteem een netto toename van koolstofopslag laat zien.

  • Toepassing van hout als vervanging voor fossiele koolstofgebaseerde producten kan gunstig zijn, als de koolstofopname groter is dan de uitstoot door bosbouw, het geoogste hout wordt gebruikt in producten met een lange levensduur en de productieprocessen van vervangende materialen niet koolstofvrij worden.

  • Wil hout een positief effect hebben op de beperking van klimaatverandering, dan is duurzame bosbouw en parallelle actieve herbebossing een voorwaarde.

  • Biobased producten met korte rotatieperiodes gerelateerd aan biomassagroei zijn mogelijk beter geschikt voor ‘tijdelijke’ koolstofopslag als een vergelijkbare of langere levensduur van de resulterende producten realistisch is.

  • Oplossingen voor mitigatie op lange termijn (bijvoorbeeld herbebossing en aanplant) zijn nodig om klimaatverandering te voorkomen, maar ook tijdelijke oplossingen kunnen een positieve rol spelen om te voorkomen dat bepaalde kritieke en mogelijk onomkeerbare klimatologische omslagpunten worden overschreden.

  • De potentiële waarde van ‘tijdelijke’ koolstofopslag in termen van mitigatie van klimaatverandering op de lange termijn is onderwerp van voortdurende academische discussie. Het implementeren van gebouwen als koolstofbanken, door te bouwen met materialen die CO2 opslaan in de vorm van biogene koolstof, heeft de status van mitigatiestrategie gekregen en wordt gepromoot door verschillende beleidsinitiatieven zoals de Renovation Wave Strategy en het nieuwe Europese Bauhaus-initiatief.

Helaas worden er ook verschillende uitspraken gedaan (die nog eens sterker worden aangezet in het interview met de auteurs van LBP Sight in de Cobouw en hun website) die niet kloppen. Hieronder worden enkele van de grootste misverstanden behandeld.


“Biobased materialen worden verbrand in de toekomst en dan komt de CO2 weer vrij binnen afzienbare tijd” = false


Bij de conclusies van het genoemde rapport hebben wij ‘tijdelijk opslag’ tussen aanhalingstekens gezet. Dat is niet voor niets. Tijdelijk suggereert een grote kans dat de opgenomen CO2 in bomen en gewassen per definitie ooit weer vrijkomt. Dat is een verkeerde wijze van voorstellen die geheel berust op de manier waarop we in het verleden omgingen met grondstoffen en materialen. En volstrekt onvoorstelbaar binnen een economie die vanuit de overheidsdoelen per 2050 volledig circulair en CO2-neutraal moet zijn. Het ligt veel meer voor de hand dat er na 2050 volop wordt ingezet op hergebruik van biomaterialen, terwijl van open verbranding zonder afvang van CO2 al helemaal geen sprake meer zal zijn. We kunnen in het geval van biobased bouwmaterialen dus beter spreken van permanente opslag. Los daarvan zijn biobased bouwproducten en met name de grootschalige massiefhout elementen (glulam, CLT, LVL), uitstekend meerdere levens her te gebruiken. Na honderden jaren cascaderen kunnen de uiteindelijke vezels worden toegepast als plaatmateriaal, biochar (bodemverbetering) of in de biochemie.


“Er is nog weinig zekerheid dat duurzaam beheerde bosbouw op grote schaal gebeurt” (…) “Daarnaast zijn er in Europa weinig concrete actieplannen die een koolstofneutrale samenleving nastreven. Ook niet ten aanzien van bosbouw.” = false


Er bestaat geen grondstoffen sector waarvan de keten zo inzichtelijk is als de Europese houtstromen (90% van het gebruikte hout in Nederland komt uit Europa). De inzichtelijkheid komt door nationale en Europese boswetgeving, maar daar bovenop ook de onafhankelijke Chain of Custody certificering over de totale keten volgens strenge criteria op het gebied van ecologische (management planning, biodiversiteit, CO2-opslag, waterbuffering, bodem) en sociale (veiligheid, rechten inheemse bevolking, arbeidsomstandigheden, etc.) aspecten. Er zijn twee systemen die voldoen aan de strenge toelatingseisen van de Nederlandse regering met betrekking tot duurzaam hout via de onafhankelijke TPAC commissie; dit zijn PEFC en FSC.

Meer dan 60% van de Europese bossen is gecertificeerd volgens deze keurmerken, en dat aandeel ligt nog hoger – ca. 75% - bij de 5 grootste hout producerende landen in Europa, zie daartoe de roodomkaderde balken in deze grafiek uit het rapport van LBP Sight zelf. Daarnaast wil het niet zeggen dat als het niet gecertificeerd is, het bosbeheer dan slecht of niet duurzaam zou zijn. Veel relatief kleine eigenaren voldoen prima aan de criteria, maar zijn vanwege kostentechnische aspecten nog niet gecertificeerd.


Daarnaast is de certificeringsgraad in Europa niet alleen terug te vinden in het LBP Sight rapport, maar ook in mondiale overzichten van bijvoorbeeld Kraxner et al. (link). Zij geven een gecertificeerd areaal van FSC en PEFC van beide rond de 80 miljoen ha in Europa.


Zowel PEFC als FSC schrijven o.a. voor dat de oogst van bossen in balans (gelijk of liever nog lager) moet zijn dan de aanwas op areaalniveau. Hiermee wordt de CO2 neutraliteit op bosniveau gegarandeerd. Verder moet een gedegen managementplan aanwezig zijn en geïmplementeerd worden waarin o.a. aandacht is voor ecologie, bodem, water, sociale aspecten


Dit geldt ook op macroniveau en is de CO2-balans negatief (meer opslag dan emissie). Het duurzame beheer in de Europese bossen voorziet al decennia in een continue stroom van producten terwijl het bosareaal constant toeneemt in Europa (met zo’n 0,3 miljoen hectare per jaar = 500.000 voetbalvelden). Ook jaarlijks is er meer bosgroei dan oogst in Europa; er groeit jaarlijks ca 800 Mha bij en er wordt 500 Mha geoogst. Deze positieve balans (meer aanwas dan oogst), geldt voor alle productie gebieden in Europa, maar ook in de VS/Canada en Rusland.


Het is wel zo dat in sommige regio’s binnen Europa de oogst aan de hoge kant zit en dat door klimaatverandering (droogte) de bossen kwetsbaarder worden voor zogenaamde ‘natural disturbances’ (deze hebben een negatief effect op 3% van de Europe bossen (link). Denk hierbij aan bosbranden en de bastkeverplaag in Centraal-Europa, die ertoe kunnen leiden dat er lokaal incidenteel meer wordt geoogst dan de bijgroei. Om deze reden wordt er veel geïnvesteerd in meer diverse, klimaatbestendige bossen om deze trend om te draaien, zogenaamde “Climate Smart Forestry” (link).


Dat er sprake zou zijn van ‘weinig concrete plannen’ om duurzaam bosbeheer en koolstofneutraliteit te bevorderen ten aanzien van bosbouw in Europa is simpelweg niet waar. Alle Europese landen hebben boswetten, die streven naar duurzaam en gevarieerd beheer. Dat wordt ook zeer nauwkeurig bijgehouden en er zijn volop data en statistieken beschikbaar over bosaandeel, beheer, oogst, handel, certificering, etc. via onafhankelijke databases van de Verenigde Naties (FAO) en de EU zelf.

Tenslotte zijn er nog de Green Deal plannen (sustainable finance, biodiversiteit regulering, restauratie regulering en bossenstrategie), en komen er steeds meer criteria die internationaal wettelijk bindend worden. Wat wil men nog meer?


“Het in stand houden van primaire bossen in de EU is een belangrijke mitigatiestrategie” = misleidend


Zoals de auteurs zelf aangeven in tabel 5.2 is het percentage primair bos in Europa erg laag, rond de 2.5% (dat betekent overigens niet dat het niet primaire bos geen natuurwaarde heeft, zie de Veluwe, waar houtproductie en natuur en recreatie prima samengaan in een Natura 2000 gebied).



Hoewel het behoud van primaire bossen een onderdeel is van de mitigatiepuzzel, spelen deze geen rol in de voorziening van bouwhout. In de primaire bossen wordt niet gekapt in Europa. Dit areaal van beschermd bos neemt alleen maar toe in Europa over de tijd. Zie de figuur hieronder (Forest Europe 2011).




Daarnaast ligt de grootste mitigatiepotentie van de combinatie bosbouw-houtbouw op een ander vlak. Namelijk in de combinatie van meer duurzaam bosbeheer op basis van Climate Smart Forestry, meer herbebossing en aanplant, en hogere omzetting van het geoogste hout naar bouwmaterialen om CO2-intensieve materialen als beton te vervangen (zie ook punt hieronder).


Verder halen de auteurs in het rapport Bastin et al. (2019) aan inclusief onderstaande figuur. Dit is bijzonder omdat de figuur juist aantoont dat er zeer veel herbebossings­potentieel is in Europa (groene kleur). Het is vreemd dat de LBP-auteurs een studie aanhalen die heel veel bosuitbreiding geeft, maar dat zij die aanhalen met het argument dat er weinig uitbreiding mogelijk is.



Een recentere studie van Bastin (2020) voor de FAO, specifiek voor de Europese situatie, vermeldt een herbebossingspotentieel van 77 miljoen hectare grotendeels buiten Natura 2000 gebieden; dat is met een toename van bijna de helft (48%) van het huidige EU-bosoppervlakte significant.


Overigens vermoeden wij dat het economische of realistische potentieel, rekening houdend met voedselvoorziening, wel een stuk conservatiever bepaald zou moeten worden, maar de herbebossingsroute is dus een mitigatiescenario met aanzienlijke potentie! Dit is ook bevestigd in de Green Deal van Frans Timmermans met het idee om 3 miljard bomen te planten.


“De potentie van gebruik van hout is minder dan 1% van de Europese CO2 uitstoot” = false


De potentie van meer houtbouw zit niet alleen in de ‘tijdelijke’ CO2-opslag in hout (waar het onjuiste getal van 1% op doelt) maar juist in de aanvullende combinatie van substitutie (Leskinnen et al., 2018) door het niet gebruiken van CO2-intensieve bouwmaterialen en meer en betere bosbouw. Meer vraag naar hout zal zorgen voor een verschuiving van productie voor papier en biomassa naar hoogwaardiger producten zoals bouwhout, zie ook het eerdere interview met Prof. Gert Jan Nabuurs hierover.


Als de mitigatie potentie van duurzaam bosbeheer op basis van Climate Smart Forestry (Forests 2017) en het vervangen van CO2-intensieve materialen (waaronder cement, baksteen en beton) wordt meegenomen, inclusief allerlei maatregelen in het Europese bos dan kan de totale CO2-reductie oplopen tot meer dan 20% van de jaarlijkse Europese uitstoot (link, link). Dat is dan nog exclusief de potentie van vezels uit biogrondstoffen via teelt en inzet van reststromen uit de landbouw. Dit is een potentieel gewenste situatie waarop te sturen valt door de goede beleidskeuzes te maken op zowel Europees als Nationaal niveau op het gebied van bosbouw, landbouw en bouw.


Een beleidskeuze die hierbij hoort is dat er bewust wordt ingezet (ook voor kleine boseigenaren) op veel meer waardetoevoeging aan bosproducten, waarbij houtproducten ten behoeve van de bouw de hoogste waarde oplevert (link). Indien op dit scenario wordt ingezet leidt dit tot een aanvullende reductie van 144 Mt CO2/ per jaar, en komt er 30-40 miljoen hectare land vrij welke anders zou worden gebruikt voor bio-energiegewassen. We zijn overigens niet tegen gebruik van reststromen uit de agro-industrie en bosbouw ten behoeve van bio-energie, mocht dit niet geschikt zijn voor langdurige toepassingen in de bouw.


De meervoudige winst van duurzame bosbouw en verdringing van CO2-intensieve materialen in de bouw geldt overigens ook voor de benodigde transitie in de landbouw als gevolg van de stikstofcrisis. Door veeteelt in extensiveringsgebieden deels te vervangen door teelt van biobased grondstoffen (link) heb je vermeden uitstoot (veeteelt), sla je koolstof op in vezelgewassen die CO2-intensieve fossiele bouwmaterialen kunnen vervangen, driedubbele winst.


“Oude bomen nemen meer CO2 op dan jonge bomen” = false


Hieruit blijkt duidelijk dat de auteurs hebben verzuimd boswetenschappers te raadplegen. Oude bossen zijn zeer waardevol en de voorraad aan CO2 is er meestal groter dan in jonger bos, maar de vastleggingssnelheid van C(O2) is veel groter in beheerd/jonger bos. In multifunctioneel of productiebos houd je de groei en de productstroom in stand, en daarmee ook de CO2-balans. Oogst wordt in de CO2-balans volledig afgetrokken van de groei, en het deel van de oogst dat in lange termijn producten komt, mag je dan weer optellen als een Carbon Sink.

We hebben in Europa <1% oerbos en rond de 2-3% bosareaal dat ouder is dan 150 jaar. Deze echt oude bossen zullen vermoedelijk steeds meer onder bescherming komen. Wat ons betreft is dit een uitstekende trend die de voorziening van hout in de bouw ook niet in gevaar brengt, deze komt immers uit andersoortige en jongere productiebossen (bijvoorbeeld fijnspar).


Dus….


In principe vinden we het goed dat de cement- en betonindustrie de potentie van biobased materialen op waarde weet te schatten. Het is jammer dat wordt gesteld dat de randvoorwaarden (met name duurzaam bosbeheer) voor biobased materialen niet op orde zijn, terwijl dat in Europa, waar meer dan 90% van het bouwhout vandaan komt, op dat vlak juist heel goed geregeld is.


Voor de biobased bouwindustrie is duurzaam bosbeheer namelijk een uitgangspunt/ randvoorwaarde, en daarmee is de additionele CO2 opslag in bouwmaterialen (inclusief substitutie) én herbebossing / aanplant pure winst als dit gebeurt op verlaten gronden, of gronden die minder geschikt zijn voor landouw, of graslanden die vanuit biodiversiteitsoogpunt minder interessant zijn.

Daarmee is het onzes inziens ook niet uitlegbaar dat koolstofopslag in biobased materialen uit duurzaam beheerde bronnen niet wordt meegeteld in de MPG, zeker nu er een methodiek op tafel ligt waarbij dit prima uitgerekend zou kunnen worden.


Daarnaast kijkt het rapport onzes inziens te veel naar de status quo en niet naar de situatie waar we met zijn allen heen moeten om daadwerkelijk binnen het beschikbare CO2-budget van 1,5 graad te blijven, dat is in ieders belang! Dat vraagt om duidelijke beleidskeuzes om het mitigatie potentieel van biobased- cq. houtbouw volop te kunnen benutten.


We zien uit naar eenzelfde soort onderzoek naar de cement- en betonindustrie, want zoals de onderzoekers ook zeggen, alle sectoren moeten werk maken van decarbonisatiestrategieën. De bouwindustrie is verantwoordelijk voor 11% van de mondiale CO2-uitstoot (excl. transport). Meer dan de helft komt op het conto van de beton- en cementindustrie. Juist de beton- en cementindustrie heeft dus grote verantwoordelijkheden om de eigen productie af te schalen en te verduurzamen om binnen het klimaatbudget te blijven.


En dit moet razendsnel! Het gaat namelijk al lang niet meer om 50% minder CO2-emissie ten opzichte van 1990. Om binnen het afgesproken klimaatbudget te blijven moeten we een reductie van 50% van de huidige emissie binnen 7 jaar realiseren. Door actief te sturen op CO2, bijvoorbeeld volgens het Paris Proof Embodied Carbon protocol van DGBC en NIBE (link), is het namelijk uitstekend mogelijk om actief te sturen op CO2-emissie die aansluit op de afspraken van Parijs.


Hier dient dus serieus werk van gemaakt te worden door de beton- en keramiekindustrie, waarbij niet verwezen moet worden naar vage doelen op de lange termijn (CO2-neutraal in 2050 bijvoorbeeld) en omdraaien van uitspraken (“gelijk speelveld beoordeling duurzaamheid beton”), terwijl CO2 opslag in hout juist niet wordt meegewogen link. Daarnaast lijken veel van de genoemde mitigatiestrategieën voor verlagen van de CO2-uitstoot van beton (carbonation, durability, thermal mass) nog volstrekt ontoereikend (link) of gaan uit van reststromen uit de oude lineaire industrie (hoogovenslakken, vliegas uit kolencentrales, etc).


Focus als consortium daar je aandacht en energie op, en zorg voor een echt CO2-extensief en circulair proces, want anders is het klimaatbudget in no-time verbruikt. Vermoedelijk zal een rechter tegen die tijd echter CO2-emissies verbieden. Vanuit die optiek zou de CO2-intensieve bouwindustrie er veel baat bij hebben als emissies heel snel in evenwicht worden gebracht door de toepassing van materialen met een negatieve footprint zowel op land (duurzame bosbouw) als materiaalniveau (bouw).


De auteurs

De auteurs bestaan uit een groep onafhankelijke onderzoekers / wetenschappers / opinieleiders die hierin onafhankelijk, zonder commercieel belang, opereren.


  • Prof.dr.ir. Gert-Jan Nabuurs (Wageningen Universiteit & Research)

  • Prof.dr.ir. Jan Rotmans (Erasmus Universiteit)

  • Prof.dr.ir. Arjan van Timmeren (TU Delft)

  • Prof.dr.ir. Andy van den Dobbelsteen (TU Delft)

  • Dr.ir. Pablo van der Lugt (AMS Institute – TU Delft)

  • Jan Willem van de Groep (Gideon)

  • Norbert Schotte (Gideon)


Uitgelichte afbeelding

  • Lister Buildings


Gideon wit.png
bottom of page